zaterdag 11 augustus 2012

Forten en Dijken tussen Brugge en Damme: 11 Augustus 2012


Op zaterdag 11 augustus vertrekken Diane en  ikzelf rond 11u voor deze thematische fietstocht. 
(Ik heb het mezelf ditmaal gemakkelijk gemaakt en heel wat teksten uit het fietsboekje overgenomen)






Het Fort van Beieren




Damme 
Vanaf midden 11e eeuw verzandde de waddenzee voor Brugge geleidelijk, maar in de eerste helft van de 12e eeuw kreeg Brugge nogmaals een directe verbinding met de Noordzee: overstromingen hadden een diepe en brede geul achtergelaten, het Zwin. Op het einde van de vaargeul werd ter beveiliging van het hinterland een dwarsdam gebouwd en achter de dam ontstond een nieuwe haven, Damme. In plaats van getijdevaart konden de grotere schepen, vooral de kogge, nu tot dicht bij Brugge varen. Mits overlading in Damme op binnenschepen was Brugge nog steeds bereikbaar.
In de 13e eeuw werd de Lieve gegraven, een kanaal dat Damme met Gent verbond.
De oorsprong van de vlag en het wapenschild van de stad vinden hun oorsprong in een legende. Damme heette vroeger Hondsdamme, dat eigenlijk van "honte" komt. Honte is een oud woord voor een modderig gebied aan een monding. Aan de verbastering tot "hond" werd achteraf een legende gehangen. De duivel zelf zou in de gedaante van een hond in Damme heel wat schrik aangejaagd hebben bij de bewoners. Na drie dagen vol gehuil ontstond er een storm die een bres in de dijk veroorzaakte. De dijkbouwers joegen op de hond, maakten hem af en stopten de bres dicht met het duivelse dier. De duivel was verslagen en het gat was dicht. De duivel en het oprukkende water waren verslagen, Damme was gered.




De Schellemolen is karakteristiek voor Damme.
De molen is genoemd naar de "scellenmeulen", een banmolen die in de middeleeuwen nagenoeg op dezelfde plaats staat tussen de Reie en de Koolkerkse poort. Het leenrecht hoorde toe aan de graven van Vlaanderen. Margaretha van Constantinopel en haar zoon Gwijde van Dampierre verkopen in 1267 dit recht aan de stad, doch blijven de helft van de opbrengst opeisen. Naar verluidt staat hier in de 15de eeuw (1479) een houten staak- of standaardmolen.
De huidige stenen molen wordt gebouwd in 1867 die ongeveer een eeuw door de familie Dullaert wordt bediend. In 1954 gebeuren herstellingswerken aan de houten onderdelen en het kruiwerk. De molen geraakt in 1963 buiten bedrijf. In 1971 aangekocht door het provinciebestuur van West-Vlaanderen, dat de molen en de molenwal in 1975-1977 volledig laat restaureren door de firma Peel uit Gistel. In 1992 restauratie van de armgasmotor. De graanmolen is thans opnieuw bedrijfsklaar en maalvaardig




Natuurreservaat "Oude Stadswallen"
De dubbele omwalling is nog steeds goed te zien, maar heeft veel geleden onder de tand des tijds.   Een groot deel van de omwallingen is nu eigendom van de vzw Natuurpunt.  Het doel is de wallen rond Damme volledig te herwaarderen.  In 2001 werd een deel van de buitenste omwalling al opnieuw hersteld, daarbij werden de resten van een oude constructie gevonden.  Het zou hier kunnen gaan om de Brugse poort.  De stadsvesten zijn natuurgebied geworden waar een aantal (zelfs heel zeldzame) diersoorten een ideaal biotoop hebben gevonden. In 2008 werd vervolgens een tweede gerestaureerd stuk opengesteld voor het publiek (noordkant). 

 


Aansluitend op het natuurreservaat ligt de Romboutswerve, langs de Romboutswervedijk.
Ten noorden van de Romboutswervedijk werd tijdens de Spaanse Successieoorlog een verdedigingswerk, of "redoute" aangelegd, het Verbrand Fort.

Dit is wat ervan overblijft.

 Sifons













Leopoldkanaal (de "Blinker")
Deze onbevaarbare waterweg werd in 1845 gegraven en loopt van Boekhoute (Braakman) tot aan Heist en dient als ontwatering van de omliggende polders.  De aanleiding van het graven van dit kanaal had te maken met de jonge Belgische staat.  Voor het onstaan van België (1830) gebeurde de ontwatering van onze polders via het Lapscheurse Gat (kreek die nog steeds de grens vormt tussen België en Nederland), waarna het water via Sluis en Cadzand in de zee werd afgevoerd.  Na de afscheuring van België echter waren onze huidige noorderburen een tijdje niet onze beste vrienden.  De Nederlanders wilden niet langer dat de afwatering via hun land gebeurde en sloten de sluizen af.  Het gevolg was dat de landerijen waterziek werden.  Als oplossing werd het Leopoldkanaal gegraven.  Gelukkig komen we nu beter overeen met onze noorderburen.  De Leopoldvaart kreeg in de volksmond de bijnaam de "Blinker" omdat het de properste van de twee vaarten was. 

Schipdonkkanaal (de "Stinker")
Dit kanaal werd in 1852 gegraven en is een afleidingskanaal dat het overtollige water van de Leie moet afvoeren.  Tot aan Balgerhoeke is ze bevaarbaar (stroomopwaarts richting Gent).  De bijnaam "Stinker" had ze zeker niet gestolen want het afgevoerde water was sterk vervuild door de industrie (en de vlasroterij).  Vissen zaten er oorspronkelijk niet in, maar de laatste jaren is dit helemaal veranderd.  De "Stinker" stinkt niet meer en er zit vis in het water.   
Oostkerke









't Oosthof

langs de Krinkeldijk



Hoeke






We keren terug naar de Damse vaart die we volgen tot in Sluiswaar we eerst iets gaan eten in 't Populierenhof, prachtig gelegen aan de overkant van de vaart.







De vesting Sluis stamt uit de Middeleeuwen. 
Door de ligging aan het Zwin, toen een belangrijke zeearm en vaarweg, bloeide Sluis vanaf de 14e eeuw als handelsstad. 

Tegen het einde van de 15e eeuw liep door de verzanding van het Zwin de handel en welvaart van Sluis sterk terug. Sluis is echter gedurende de Tachtigjarige Oorlog als vesting van belang gebleven. 

Alhoewel de oorspronkelijke wallen en grachten in de 14e eeuw zijn aangelegd, dateren de huidige wallen rond Sluis grotendeels uit de 17e eeuw. 

In 1864 werd de Zwinpolder ingepolderd, en kwam het oorspronkelijke havenstadje 'droog' te liggen. 



De wandelbrug naar de Zuidpoort
Zicht op de stad en de windmolen "De Brak"
De Zuidpoort 


De Westpoort of "Brugse Poort" beter gekend onder de naam Stenen Beer, is en indrukwekkende maar goed gerestaureerde ruïne van de belangrijkste poort van de stad.
Het geheel werd tussen 1444 en 1456 opgetrokken.
De toren bezat een halfrond front en een stenen toegangsbrug, waarin de sluis stak waarmee het waterpeil van de stadsgracht kon geregeld worden.

We fietsen terug over de hangbrug langs de Damse vaart tot aan de overzet.



Sinds  1993  ligt er een voetveertje over de Damse Vaart halverwege tussen Sluis en Hoeke, ter hoogte van fort Sint-Donaas. Dit kan door de passagiers zelf worden bediend door middel van een windas. Het bootje heet Kobus, naar de patroonheiligen van de nabijgelegen plaatsen Lapscheure (Sint-Cornelius) en Hoeke (Sint-Jacobus).




We fietsen terug door Damme en houden halt aan het terras van "S...Misse" waar we van een heerlijke Leffe genieten.

Daarna gaat het huiswaarts via de Zuidpoort, over de oude weg naar Brugge, de Nederen of Bruggeweg, nu de Polderstraat genoemd, en langs het Zuidervaartje
Boekenmarkt in Damme


Het sluismechanisme bij  de vroegere Zuidpoort

Terug in Brugge fietsen we opnieuw langs de vesten en moeten we eventjes halt houden aan de Konzettbrug.
Deze moderne brug over de Coupure zorgt ervoor dat niemand om hoeft te lopen of te fietsen om Brugge te bereiken. De Zwitser Jurg Conzett ontwierp de brug en de de brug is momenteel het toonbeeld van de techniek. Een parel van architectuur en vindingrijkheid. De brug is dan ook perfect geintegreerd in het Brugse landschap van de vroegere stadsmuren. 
De Conzettbrug wordt gebruikt als voetgangers- en fietsbrug.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten